Simon

Voorbeeld 8

Een goed mens houdt van dieren, zegt men. Ofwel: laat een kind vroeg aan ze wennen.


1946. Ik ben zes jaar. Mijn moeder zegt dat er een hondje moet komen. Mijn vader is tegen. Toch gaat hij mee hondje kijken. Ik zit meteen onder tafel bij de schattige cocker spaniël pup. Even later ligt ‘Tommy’ op pappa’s voeten.


Dat is volstrekt nieuw. ‘Het komt door mijn werk’, zegt hij: tandtechnicus. ‘Je ruikt dan wat antiseptisch.’ Tommy gaat mee naar huis!


Mijn moeder blijkt bij Tommy hogere ogen te gooien. Hij is gek op haar. Dat blijkt wanneer zij een dagje naar haar zus gaat. Wanneer de deur dichtvalt, gaat Tommy in zijn mand en komt er pas uit als de sleutel in het slot wordt gestoken. Hij wijkt dan niet meer van haar zijde, ook niet bij het wc-bezoek!

Zo doodgemoedereerd,

dat veilige;

en die goede geur.

Zie nu dit aanvankelijk schuwe blaffertje. En dat dankzij mijn ingoede ouders!

Carla Blind