Simon

Voorbeeld 6

Hartje winter, hoewel: wat stelt het voor? Nauwelijks nog ijspret, amper meer sneeuwpoppen met een wortelneus. Waar blijven de besneeuwde landschappen met hazensporen over de weilanden, de pekelwagens op de wegen?

 

In me ontstaat iets van winterheimwee. En daarmee een vroeger verlangen naar de lente, naar het ontluikende. Tussen het beetje winter en straks het voorjaar nestelt zich een soort leegte – langwerpig in de tijd – die nergens toe dient. Maar een gegeven – gegeven – lijkt te worden. Ook wereldwijd. De opwarming.

 

Sinds vier jaar ervaar ik dit meer en meer. Ik ben verhuisd naar de bosrand aan een heideveld. Wandelpaden en fietspaden kruisen elkaar. En ik – na mijn pensionering – leer anders te kijken. Zeker nu ik geraakt ben door wabi-sabi. Ook samen met een fototoestel: van kiekjes naar (nog een lange weg) ‘treffen’.

De tuinhazelaar.

Nu er maanden naar uitzien:

de noten roosteren.

En ik heb nog nooit hazelnootpasta gemaakt; weet er wel van te genieten, vanmorgen nog.

Anne Foncke