Simon

voorbeeld 1a

Hij draait zijn draaistoel om, kijkt naar buiten. Al zestien jaar hetzelfde uitzicht. Maar sinds de laatste jaren – nog drie jaar te gaan – ziet hij hoe anders de herfst zich in iedere boom aandient en hoe langzaamaan – of heftig in een storm – allerlei blad valt; daarmee de uitgetreden paden vult. Hoe de bladerloze bomen uiteindelijk de winter inleiden. Leeg gewaaid. Dat lege, kale.

Hij wandelt elke werkdag door de villawijk naar en van zijn werk; neemt naar huis wel eens de omweg van een kwartiertje door het stadspark met twee vijvers, veertien beuken en grasperken; dit alles – een paar hectaren – zo lang al verwaarloosd; los daarvan zo mooi anders in elk seizoen.

een oud wandelpad

– oneffenheden, gaten –

onder vroege sneeuw

Zijn vrouw verliet hem voor een ander; een, vindt hij, nogal stugge collega. Het was hem volkomen ontgaan, want hij hield op zijn wijze van haar, liet het daar misschien teveel bij. Zijn zoon, hun enig kind, had hem ervoor gewaarschuwd. Hij vroeg hem waar hij zich eigenlijk mee bemoeide; wist dat – besefte hij later – zelf ook niet. Bracht het op om zich bij zijn zoon te excuseren. Die knikte enkel.

 

In vakanties maakt hij lange bergwandelingen, van hut naar hut, bijna elk seizoen. Tijdens weekenden – hij is lid van een visclub – zit hij uren aan het water; wint wel eens een prijsje. En kan het goed vinden met een medevisser. Zij maken samen ook meer en meer wandelingen. Eten om het weekend bij elkaar; gaan op het plaatselijk mannenkoor; bas en bas-bariton. En oefenen intensief voor langlaufen.

Met iets van een zucht slaat hij het blad van de agenda om, ziet de lange reeks met namen van cliënten voor morgen. Zijn voetenklanten. En leest onderaan de voetnoot: ‘Vriendschap verdubbelt vreugde en halveert smart.’ Francis Bacon, 1561-1626. ‘Dat gold toen al en zal wel zo blijven’, gaat door hem heen.

Gerard Bakker