Simon

voorbeeld 1a

Ja, ik geef het toe. Ik ben bang voor de dood. Ik begrijp het concept (als dat er al is) gewoon niet. Ontelbare jaren ben ik er niet geweest. Was ik nergens. Dan loop ik een aantal decennia rond op deze aarde en daarna verdwijn ik weer. Voor eeuwig en altijd. Dat kan ik gewoonweg niet bevatten, zeker gevoelsmatig niet. Ik benijd de mensen die een rotsvast geloof (hun zekerheid) in het hiernamaals hebben. Het geeft sommigen een bijna jaloersmakende rust of zelfs een onbekommerdheid, te weten dat ze na hun dood naar een hemel gaan (of hoe het binnen hun religie wordt genoemd). En dat ik gevoelens van jaloezie ervaar, leert me tegelijkertijd dat ik blijkbaar nog niet zo los van mijn ego ben.

Het besef van mijn sterfelijkheid heeft ook een positieve en inspirerende kant. Het nodigt me uit, sterker nog: het dwingt me na te denken waar het mij om gaat in het leven. Hoe wil ik herinnerd worden door mijn dierbaren? Wat wil ik dat straks mijn vrouw, mijn kinderen, mijn vrienden en mijn collega’s op mijn crematie zeggen? Nog belangrijker: wat wil ik mezelf hebben zien doen als ik terugkijk op mijn leven? Hoe ondersteun ik de mensen die mij dierbaar zijn en de mensen met wie ik samenwerk het beste? En wat wil ik bijdragen aan de maatschappij? Hierover nadenken geeft me richting binnen mijn privéleven, mijn sociale omgeving en op zakelijk vlak. Het helpt me onder meer om bewuste keuzes te maken.

Je hebt in het leven maar één talent nodig:

het talent om je droom te vinden.

 

Jacques Brel

Dit gezegde draagt er ook aan bij om mijzelf opnieuw de vraag te stellen: Wat is mijn grootste droom? Als kind zijn wij met dromen opgegroeid. We leefden in een fantasiewereld waarbij we alles en iedereen konden zijn. We leefden in het moment en handelden vanuit emotie en instinctief dóen. We waren voornamelijk ‘human beings’. Hoeveel leverden we daarvan in? Vandaar, aansluitend bij Jacques Brel: hoe vinden of hervinden wij, ieder op eigen wijze, onze droom? En welk talent heb je daarvoor nodig?

Marco Buschman