Simon

Lectuur 1

Ik kras, dus ik ben!

Ik ben wat mensen nogal snel en graag een perfectionist noemen. Ik heb graag de puntjes op de i en de dingen gaaf, vlekkeloos en afgewerkt. Of misschien iets minder mooi, maar juister uitgedrukt: afgelikt. En dus worstel ik al een groot deel van mijn leven met wabi-sabi, het fenomeen, de filosofie, de levenshouding, de kijk-op-de-dingen, het omgaan-met-het-leven of hoe je het ook wilt noemen, waarbij je in de imperfectie iets moois kunt zien. Ik zou niet eens overdrijven als ik zeg dat wabi-sabi mijn voortdurende kwelduivel is, die ik op allerlei manieren en soms haast tot in het waanzinnige probeer te verslaan, goed beseffende dat hij meteen elders weer zal opduiken. Soms voorspelbaar, een andere keer totaal onverwacht. Niet als een monster, maar eerder als een simpel, doch geniepig en krom narretje, dat zich donker en bedrukt in mij ophoudt om dan af en toe wat venijnig te lachen, mij uit te lachen. Die imperfectie dus als een kwelgeest. Het begrip wabi-sabi klínkt al haast als de naam van een kwelgeest. Ik kom dus regelmatig in conflict met de imperfectie, die ik dan niet zelden wil omzetten — rechtzetten zou je kunnen zeggen — in perfectie, wat in veel gevallen niet eens mogelijk is, het narretje lacht.

Info 1 - Foto Narretje - Geert De Kockere

De aard

 

Een deel van die drang naar perfectie zal wel in mijn aard zitten, maar komt misschien ook wel voort of wordt mede aangevuurd door de computer. Ik werk al heel mijn professioneel leven met de beste computers die er zijn: van Apple dus, die altijd al heel veel aandacht heeft besteed aan zijn fijne schermen. Via die schermen is de perfectie bijna altijd een feit: een lijn op het scherm is kaarsrecht, haarscherp en ligt perfect horizontaal. Een wit vlak is echt wel helemaal wit, geen stofje, geen krasje, geen vlekje. Een rechthoek is écht een rechthoek, een cirkel een cirkel, enz. En je schuift er pixel per pixel alles precies tot op de plek die je wilt. Heen en terug en nog eens, tot alles perfect in de juiste verhoudingen tot elkaar op je scherm staat.

 

Als je op die manier jaren aan een stuk tot in de perfectie kunt werken, wordt het — zo ervaar ik het althans en sus ik er mij mee — heel moeilijk om die perfectie in real life los te laten en te aanvaarden dat perfectie in de realiteit eigenlijk niet bestaat en dus geen streefdoel mag zijn. Dat ik dus met andere woorden ook de imperfectie moet kunnen aanvaarden, meer zelfs, die mooi moet kunnen vinden als een teken van het reële leven en van de mens tout court. Imperfectie dus als het bewijs dat ik echt leef en geen computerfiguurtje ben, dat alleen maar in een perfecte virtuele wereld bestaat. Ik zou dus wabi-sabi moeten kunnen zien en omarmen als: ‘Ik ben imperfect, dus ik besta.’

 

Wabi-sabi als troost

 

Maar het blijft voor mij een worsteling. Als ik een leren tas koop, mag er bij wijze van spreken nog geen vlekje of een kras op zijn. Ik zou er tien keer mee teruggaan om ze te ruilen voor een vlekkeloze en krasloze tas. Tot ik ze zelf een aantal maanden heb en er door eigen toedoen of door het toeval krassen op heb gemaakt. Dan aanvaard ik die uiteindelijk toch — mede doordat ‘het nieuwe’ ervan af is — en kan ik ze mooi vinden, ook mét krassen en vlekken. Zo heb ik dat met haast alle spullen die ik nieuw koop. En gelukkig wéét ik al dat het overgaat. Dat is een geruststelling en de troost van de leeftijd. Dat het dus overgaat om een tas of iets anders als de perfectie zelve te willen hebben. Ik wéét dus gelukkig al dat ik na een paar maanden geen probleem meer zal hebben met die kras, die bluts, die vlek, dat scheurtje, dat barstje in wat ik vandaag nog zo graag helemaal gaaf wil hebben en houden.

 

Het ontdekken dat er iets bestaat als wabi-sabi, als een filosofie, als een levenskunst zelfs, was een soort van opluchting. Als in: ik mag ook dingen die niet perfect zijn toch als schoon aanzien, ik moet niet zo nodig die imperfectie recht willen zetten, ze mag bestaan.

Info 1 - Deel boekentas - Geert De Kockere

Als ik dat idee van wabi-sabi dan ook nog link aan kintsugi, waarbij men in Japan bijvoorbeeld een gevallen kopje weer aaneenlijmt met goudlijm en het aldus mooier, rijker maakt dan voorheen, dan heb ik iets om mij aan vast te houden om de perfectie los te laten en toch niet te vallen. Ik heb via wabi-sabi en kintsugi leren inzien dat iets met een kras, iets met barsten inderdaad op een of andere manier mooier kan zijn dan de zielloze tas zonder kras. Want die kras is er niet vanzelf gekomen, die kras is een teken van een gebeurtenis, van een anekdote, een voorval, kortom een menselijk teken dus van leven. Ik kras, dus ik ben!

Geert De Kockere