Simon

voorbeeld 1a

1A V22 Buschman, Simon - Kikuchi Yosai
Ets van Kikuchi Yosai

Het bootje, frivool

wiebelend – ik stap er in,

door passie verteerd;

dag na dag gebeurt het me,

of ik – dán – erin wegzink.

 

Ono no Komachi, 834-880

Lijden aan het leven zelf, de ondraaglijkheid ervan niet alleen kennen, maar dag in dag uit ook ondergaan, vooral ’s nachts of – alleen – tijdens lange, verre reizen.

 

Tezelfdertijd kan zij een enkele keer raken aan de ziel van de poëzie, de woorden ervoor vinden; ook alsof deze zomaar aangereikt worden, zodanig ‘dat ik opschrik, beduusd ben, het nauwelijks geloven kan’, maar ze direct herkent; alsof ze in jezelf thuishoren, er altijd al waren, nu pas ervaren kunnen worden, voorgoed. En in die woorden kunnen leven.

 

In de tanka’s ligt een aanhoudende roep besloten, zoals in het Joodse sjma ― ‘Laat mij horen uw stem’. Het gaat niet om de afwezige maar om de onbereikbaar aanwezige. Het is de onaanraakbaarheid, vooral van een bijna aan te raken iemand.

 

Dit alles voltrekt zich zeker niet in een gedroomde of verbeelde wereld maar in de dagdagelijkse werkelijkheid. Ono no Komachi kent het hier-en-nu maar slaapt er veelal onrustig door. Zij heeft weet van het mono no aware – de vergankelijkheid van al wat is – beleeft hoe het bootje frivool wiebelt, frivool – in haar begeerlijk lichaam. Ondanks korte romances weet zij ‘het’ moeilijk met de ander te delen ― maar ‘het’ wél in tanka’s en tanbuns te uiten – in háár wereld.

 

Hierdoor beseft zij dat het beter is ten diepste alleen te blijven, te zijn; ook omwille van die ander. Zij blijft tanka’s schrijven maar leeft steeds meer naar binnen gekeerd, voelt dag na dag, nacht na nacht de veroudering haar tegemoet komen.

Vanuit het bergdorp

hoor ik in de schemering

stemmen van krekels –

maar niemand vraagt meer naar mij,

soms alleen nog een vleugje wind.

Haar leven gaat ‘als in najaar avonden’ voorbij; maar wel in aanvaarding: shi kata ga nai – het is niet anders; dit was mij toebedeeld.

Simon Buschman